Gisteren las ik in de Groene een interessant artikel over overspel en vreemdgaan, waarin het ging over het perspectief van Esther Perel, een vooraanstaande relatietherapeut en seksuoloog (NB hoe ik hier genderneutraal ben).
In de ruim dertig jaar dat ik relaties heb gehad ben ik één keer vreemdgegaan. Dat was toen ik drie–, vierentwintig jaar oud was en verkeerde met een vijf jaar oudere vrouw, moeder van een meisje van toen tien jaar. Die relatie heeft op de kop af 53 weken geduurd. En in die periode was vaak niet duidelijk wat de status quo ervan was.
Op een gegeven ogenblik kwam ik erachter dat mijn vriendin naast mij nog ‘omgang’ had met haar vroegere tennisleraar en een aan hard drugs verslaafd meisje. Achteraf denk ik dat ik me daar niet zo druk over maakte; ik was meer bezig met haar eerder geuite bewering dat je binnen een relatie ook ruimte moest hebben ‘voor anderen’.
Ik maakte het uit, tenminste — ik dacht dat ik het uitgemaakt had — en hing als vanouds avond na avond rond in de kroeg. Waar ik natuurlijk al snel een meisje ontmoette dat gevoelig was voor mijn weltschmerz, en vervolgens heel veel tijd met haar in bed doorbracht.
Dat was dus tegen het zere been van mijn ex (ik beschouwde haar als ex, maar…), die niet alleen als een vlammenspuwende furie me belaagde op alle plekken waar ik maar verkeerde, maar ook op alle mogelijke manieren me duidelijk probeerde te maken dat mijn idee van het eind van een relatie én het concept van ruimte voor anderen absoluut niet strookte met het hare.
Aangaande het meisje dat toen in de verdrukking geraakt kan ik alleen maar zeggen dat ik heel veel spijt heb over hoe het toen gegaan is. Met die vriendin heb ik het niet veel later definitief uitgemaakt. Alhoewel zij daar alweer een ander idee over had.
En de crux hiervan: vreemdgaan doe je als je relatie niet goed is. En als je relatie niet goed is, moet je niet vreemdgaan.