Zoals het er staat is het misschien een ‘Telegraaf’kop, maar het klopt, zeker voor de gemeente Enschede,
Wat is namelijk het geval (en ik heb het uitdrukkelijk over mijn gemeente, Enschede):
a. De opkomst bij de gemeenteraadsverkiezingen lag de vorige keer (2010) op 45,2%; en nu wordt door bestuurders en ambtenaren gedacht dat de opkomst nóg lager gaat uitkomen;
b. de Kieswet stelt dat een partij die 75% van de kiesdrempel haalt, een zetel krijgt;
c. in Enschede zijn er nu, mede door afsplitsingen, vier ‘splinterpartijen’, die natuurlijk allemaal campagne voeren om een plekje in de raad te veroveren.
Als de opkomst écht richting 40% gaat, zal straks het aantal uitgebrachte stemmen op rond de vijftigduizend uitkomen. Met 39 zetels in de raad gaat de kiesdrempel, die in 2010 nog 1430 bedroeg, flink zakken. En daardoor de drempel voor een splinterpartij ook.
Ter illustratie: Wordt de opkomst écht 40%, dan komt de kiesdrempel uit op circa 1282 stemmen en krijg je (als partij) met 962 stemmen één zetel in de raad. Dat is een te overzien aantal; een paar rondjes uitdelen in de kantine van je club kan je dan al een aardig eind op weg helpen…
Maar of het allemaal goed is voor de democratie en het functioneren van het gemeentebestuur?
[Edit] Voor de zorgvuldigheid doe ik dit als aanvulling en ga ik niet in de al gepubliceerde tekst frotten.
Ik heb het dus fout. Voor gemeenten die meer dan 19 raadszetels hebben is de drempel 50% van de kiesdeler.
Voor individuele kandidaten van partijen die zetels behalen geldt dat ze met 25% van de kiesdeler direct gekozen worden (oftewel op de lijst anderen voorbijgaan).
Ter illustratie: in bovenstaand voorbeeld met een opkomst van 40%, kom je als kleine partij al in de raad met 642 stemmen. En als individuele kandidaat met 321.