Eerst even een correctie: het waren gisteren iets minder stappen, namelijk 22.850. Ook veel, zeker voor mijn ongetrainde voeten, die vanochtend dan ook hevig tegenspartelden toen ik ze in mijn wandelschoenen wou persen. Reden om het vandaag wat rustiger aan te doen, vond ik. En wat is dan beter dan een bezoek aan een museum, waar je in je eigen tempo rond kunt lopen en vooral vaak op een bankje zitten om de voeten rust te geven?
Het werd dus andermaal Ueno Park, waar het stikt van de musea. Ernaartoe lopen was een herhaling in omgekeerde zin van gisteravond, waarbij ik de afwisseling van de bebouwing in Tokyo kon aanschouwen.

Zoals deze straat, waar hoogbouw en laagbouw elkaar afwisselden. Met als wel erg vreemde eend in de bijt een reeks erg oud ogende gevels, bekleed met mooi groen uitgeslagen koperplaten:

Om in het park te komen moest ik met een overpass een snelweg en een stel sporen oversteken. Aan de overkant bleek dat heel veel japanners en toeristen ook bedacht hadden naar het park te komen. Het kersenbloesemseizoen is begonnen en daar wordt men in Japan erg blij van en gebruikt het als excuus om allerlei festiviteiten te organiseren, maar ook om zich in traditionele kledij te laten fotograferen bij bloeiende bomen.

Het museum dat ik uitgezocht had is het Tokyo National Museum, het oudste kunstmuseum van Japan, dat een omheind terrein omvat met verschillende gebouwen. Het grootste ervan is op Japanse kunst en cultuur gericht.

Ik vond vooral de zaal met Ukiyo-e, houtsnijdrukken met heel veel verfijning, een hoogtepunt. Het is een heel andere ervaring om die in het echt te zien, vergeleken met een reproductie. Het bijzondere was dat het een selectie was van afbeeldingen die te maken hadden met bloesem. Goed bedacht!
Ook heel gaaf waren de kimono’s en andere kledingstukken, prachtig bewerkt met handbedrukte patronen en borduurwerk, en een groot aantal zwaarden, teruggaand tot de elfde eeuw – zo ontzettend mooi gemaakt en ook zo angstaanjagend ogend met een vlijmscherpe sneden.
Bij een piepklein busje achter het museum, in een grote tuin met theehuisjes en dergelijke, dronk ik amakaze, een drankje van gefermenteerde rijstpap, dat erg lekker was, plus een beker koffie, slow drip van handgemalen koffie.
Als late lunch, cq vroeg diner, had ik sushi in gedachten en zocht ik rustig gezeten op een bankje In de schaduw op mijn iPhone een restaurant in de omgeving met een goede waardering. Eenmaal voor een eentje gekozen bleek het niet mee te vallen om die te vinden; het lag in een soort marktgebied langs het spoor waar het zwart zag van de mensen en ik me wel heel erg groot en aanwezig voelde bij het me door de mensenmassa heenwrikken. De sushi gaf ik dus maar op. Ik dook een goed ogend tentje in waar een breed scala aan gerechten op het digitale menu stond. Het werd yakitori – gegrilde spiesjes met in dit geval zeven soorten kip – met een schaalde gebakken rijst en een halve liter bier.

Zeven spiesjes met elk een onderdeel van de kip. Ik schat in: dijbeenvlees, borstvlies, hart, levertjes, huid, strot en gehakt (niet in die volgorde). Niet alles vond ik lekker, maar het was sowieso te veel, dus heb de ik levertjes, huid en strotjes grotendeels laten staan…
De rijst was prima, het bier nog beter. Voldaan wandelde ik op mijn gemak de amper 800 meter terug naar mijn hotel, waar ik me snel ontdeed van mijn schoenen en ‘even’ ging uitrusten op bed. Waar ik natuurlijk in slaap viel, om pas na bijna drie uur weer wakker te worden. Zo is de tweede dag nu alweer voorbij. Morgen iets van sightseeing doen, denk ik.