Omdat ik dat beloofd heb (zie drie posts terug) een korte uitleg: Ik ben beginnend met september/oktober 1980 iets van acht, negen maal in New York geweest. En als als redelijk kunst-behept persoon heb ik bij elk bezoek mijn best gedaan de voornaamste musea van deze geweldige stad te bezoeken. Waarbij ik de eerste keren min of meer beperkt door gebrek aan kennis niet verder kwam dan MoMA, Guggenheim en de Met. Maar er zijn meer interessante musea in NYC en één daarvan is The Frick Collection.
Toen ik me daarvan bewust was, wou ik natuurlijk die plek ook meenemen in de reeks van bezochte culturele hotspots, maar stuitte daarbij telkenmale op vervelende belemmeringen: de keer dat ik het op de laatste dag van een verblijf wou doen bleek dat de reguliere sluitingsdag te zijn; bij een later bezoek was TFC gesloten wegens inrichting; en zo was er zeker vijf keer een beletsel. Maar dit keer lukte het wel! Ik nam vanaf Canal Street/Bowery subway lijn 3 naar de 68-ste straat en liep de paar blokken naar TFC, over de door doormen sneeuwvrij gemaakte trottoirs van één van de meest begeerde woonwijken van de stad.
Er was (opmerkelijk!) geen rij bij de kassa, waar een vrijwillige bijdrage gevraagd werd (zo gaat dat soms in de VS & je betaalt met genoegen het gesuggereerde bedrag), en bij de garderobe was men zowaar niet chagrijnig.
Met een audioguide slenterde ik door het museum. The Frick Collection is een gebouw dat oorspronkelijk gebouwd en bewoond werd door een multimiljonair en zijn vrouw; na hun dood werd het opengesteld als museum, met als stipulatie dat geen van de oorspronkelijk aanwezige kunstwerken het gebouw ooit mogen verlaten. De kunstschatten zijn onnavolgbaar qua diversiteit en kwaliteit. Drie Vermeers, drie Rembrandts, legio Gainsboroughs, en – wat ik heel bijzonder vond — twee mooi contrastrerende Holbeins.
Al genietend luisterde ik naar de informatie van de audioguide en raakte verzeild in een vleugel die oorspronkelijk de oprijlaan vormde. Nu was die uitgebouwd en huisvestte een niet al te interessante expositie van klokken en uurwerken, gesponsord door een duur Zwitsers horlogemerk. Een suppoost en een ‘museumdame’ stonden te praten en betrokken mij in hun gesprek. Wat bleek: het weekend voordien was de laatste dag van een tentoonstelling van werken uit het Mauritshuis (Nederland!) geweest. Die had tienduizenden bezoekers getrokken, ook omdat naast het Meisje met de paarlen oorring van Vermeer een klein werkje van Fabritius een hype was geworden — men was massaal gevallen voor Het puttertje.
Die tentoonstelling had dus afzichtelijke mensenmassa’s getrokken & ik mocht mij gelukkig prijzen dat door sneeuwstorm en vertrek van Het puttertje er zo weinig mensen in het museum waren… Daar kon ik het niet mee oneens zijn, natuurlijk. Die Mauritshuis-schilderijen kan ik nog wel een keertje bekijken, bedacht ik, als ze weer hangen waar ze vandaan komen.
De museumdame liep weg om iets te doen en de suppoost wendde zich tot mij. Hij vroeg mij of ik die Vermeers van het Mauritshuis kende. Ik zei dat ik de meeste van de schilderijen wel eens gezien had in het echt of in reproductie. Hij vertrouwde mij toe dat hij persoonlijk een Vermeer in zijn slaapkamer had hangen. Die had hij een jaar of veertien geleden gekocht bij een antiekhandel in Brooklyn — voor vijftig dollar. Om geen gedoe te krijgen met verzekeringskosten en dergelijke was hij nooit naar buiten getreden met de vondst, maar vanuit zijn jarenlange omgang met de Vermeers in TFC was hij ervan overtuigd een echte te hebben. Ik feliciteerde hem met zijn vondst, bedankte hem voor het in mij gestelde vertrouwen, adviseerde hem een goede testamentaire regeling te treffen om onenigheid tussen de erfgenamen te voorkomen en liep naar het atrium om op mijn gemak een mooie Degas te bekijken.
The Frick Collection is een aanrader. Het Brooklyn Museum niet, maar dat is een ander verhaal.