Vroeg in de middag reed ik naar Buurse. Bij het tanken had ik mezelf getrakteerd op een Magnum Almond. Dat maakte dat ik in een goede stemming verkeerde, ondanks de voortdurende regen en de wind die af en toe het Smartje flink heen en weer zwiepte.
Haar huisje was nog net zo leeg en verlaten als de vorige keer dat ik er was. Geen post, dat viel mee. Veel mos, dat had ze mooi gevonden. Toen ik wegreed, slippend in de modder, zei ik tegen mezelf dat dit de laatste keer was. Er is niets meer voor me op die plek.
De grafzerk glom van het water, de regen was even wat minder heftig, maar de wind deed zijn best om me omver te blazen. De inscripties waren amper te lezen; ik moest even naast het graf gaan staan om met mijn hand te voelen — haar naam stond wel degelijk in het graniet.
Toen nare gedachten in me opkwamen ging ik weer. Op de terugweg (ik reed om, met als smoes dat de accu opgeladen moest worden) haalde ik enveloppen en plakband.
Het Olympische Winterspelen zijn net begonnen. Ook boeiend…