Er is niets dat ‘mooi’ is aan de dood.
In 98% van de verbeeldingen, of het nu in de literatuur, film, songs, etc. is, wordt een beeld geschetst dat in de verste verte niet lijkt op wat de dood werkelijk is: een bruut eind aan het leven.
Een gemiddeld kind in de VS ‘ziet’ duizenden doden per jaar. Op tv, of in een videogame. In Nederland zal het wat minder zijn, maar het is in principe van hetzelfde laken een pak — er wordt hen een beeld voorgeschoteld dat niets te maken heeft met de werkelijkheid. De acteur houdt zijn of haar adem in, de grime heeft er wat min of meer gruwelijke wonden opgeplakt, het shot wordt in een lus herhaald. Maar een toneelspeler die de adem inhoudt is geen dode. Een dode staat voor wat de andere kant van het leven is: het ontbreken van leven, het afwezig zijn van de ziel. Iets wat je onmiddellijk herkent als je het ziet.
Op een slagveld is de dood iets afgrijselijks, niet te beschrijven. In een ziekenhuisbed, wat de andere kant van het spectrum zou moeten zijn, is het niet veel ‘mooier’… De strijd om nog een ademtocht, het reutelen, het wegvloeien van al het leven uit het lichaam — de term doodsstrijd komt niet in de buurt van wat er gebeurt met iemand die doodgaat.
Ik heb het vorig jaar twee keer meegemaakt en ik kan iedereen verzekeren: dan pas zie je hoe debiel onze maatschappij er mee omgaat. Een heel klein deel van wat we gezondheidszorg noemen houdt zich bezig met wat uiteindelijk iedereen overkomt.: sterven. En dat geeft aan dat we in een maatschappij leven die geen antwoord heeft op de vraag hoe we met de dood om moeten gaan. Het zal wel de prijs van de vooruitgang zijn…
Er is veel te zeggen is voor de manier waarop in vroegere tijden de Inuit de dood tegemoet traden: solitair. Dan is er tenminste nog iets van waardigheid.
Pingback: Nelson Mandela | Bert Vanderveen […]